Girona Airport wordt meestal gezien als de tweede luchthaven van Barcelona en een toegangspoort tot de stranden aan de Costa Brava. Dat is zeker het geval, maar wist je dat Girona een startpunt is om veel verschillende dingen te zien en te doen? Niet alleen de Middellandse Zee, maar ook de bergen van de Pyreneeën, idyllische stranden en skigebieden, nachtenlang uit je bol gaan en sportief actief zijn, historisch erfgoed en indrukwekkende vulkanen, moderne vakantieresorts en middeleeuwse dorpjes, stomende nachtclubs en serene kloosters. En daarmee hebben we nog lang niet alles opgesomd wat Catalonië, in het noordoosten van Spanje, te bieden heeft.
In onze blog 15 trips met een huurauto rond Barcelona hebben we al veel wondermooie natuur en interessante bezienswaardigheden van Catalonië beschreven. Als je op Girona vliegt, heb je ook veel aan de tips in dat artikel. Je leest er onder meer over middeleeuwse dorpjes aan de Costa Brava, kronkelige wegen door de bergketen Montserrat, de driehoek van Salvador Dalí en natuurgebieden vlak bij Girona.
Daarom concentreren we ons hier op een andere kant: de mooiste bezienswaardigheden in het noorden van Catalonië en de Pyreneeën.
Eerst Girona zelf, want dat fantastisch mooie, oude stadje mag je in geen geval overslaan. De verschillende spelling wil wel eens voor verwarring zorgen. Gerona is de Spaanse spelling, in het Catalaans schrijf je Girona. Die laatste spelling zul je dan ook op de wegwijzers in Catalonië zien.
In de nauwe straatjes van het oude Girona is het heel moeilijk rijden met een auto. Gelukkig zijn er rond dat historische centrum enkele plekken om je gehuurde auto te parkeren. Bijvoorbeeld in de ondergrondse parkeergarage Santa Caterina of de garage bij het treinstation.
Girona werd in de eerste eeuw voor onze jaartelling gesticht door de Romeinen op een strategische heuvel langs de rivier de Onyar. Die ligging zorgde vaak voor strijd om het stadje en daarom werden er robuuste verdedigingsmuren gebouwd. Een deel daarvan werd aan het einde van de negentiende eeuw afgebroken, maar een eeuw later in volle glorie hersteld.
De wandeling langs en over de stadsmuren, Passeig de la muralla, is een populaire toeristische attractie. De stad bloeide op in de middeleeuwen en daar had de Joodse gemeenschap een niet onbelangrijke rol in. Joden werden in 1492 uit Girona (en heel Spanje) verdreven, maar de wijk waar ze woonden, El Call, is bewaard gebleven en bestaat uit bijzonder smalle straten, steegjes en trappen.
Aan de majestueuze kathedraal werd eeuwenlang gebouwd, van de elfde tot de achttiende eeuw, waardoor de kerk een mengelmoes is van stijlen: romaans, gotisch en barok. Je herkent de kathedraal misschien uit Game of Thrones en ook andere plekken in Girona waren decor voor deze tv-serie, zoals de Arabische baden uit de twaalfde eeuw.
Voor een hapje en drankje kun je terecht rond Plaça de la Independència en Plaça de Sant Feliu of in het modernere deel van de stad aan de overkant van de ijzeren brug over de Onyar, Pont de les Peixateries Velles, die werd ontworpen door niemand minder dan Gustave Eiffel. Wist je dat er in Girona een concentratie van toprestaurants is?
Ten oosten van Girona liggen dichte bossen en een van de (letterlijke) hoogtepunten daar zijn de ruïnes van het Castell de Sant Miquel uit het begin van de twaalfde eeuw. Niet zozeer voor de overblijfselen van dit kasteel, maar wel voor het fantastische vergezicht vanaf de toren. Je kunt je gehuurde auto parkeren op een terreintje bij picknickplaats Font del Ferro, maar er is slechts plaats voor zo’n tien auto’s. Let op dat je niet buiten dat terrein parkeert, want dan riskeer je een boete. Een andere plek waar je kunt parkeren is in de noordelijke wijk Pont Major, maar dan moet je wel verder lopen. Als je nog puf hebt na de klim naar boven, bestijg je ook de toren en heb je een verbluffend uitzicht op de omringende, groene bossen en Girona.
Vanuit Girona kun je met een huurauto via de GIV-6703 naar Monells rijden, een prachtige route door de bergen van Les Gavarres. Was de weg ernaartoe al fotogeniek, in Monells zul je bijna voortdurend foto’s maken, zo mooi en middeleeuws is het. Een uurtje rijden verder ligt Peratallada. Zoals in vrijwel alle eeuwenoude dorpjes werden de stenen om huizen en de stadsmuur te bouwen uit de rotsen gehouwen en dit dorpje werd ernaar vernoemd. De naam is afgeleid van pedra tallada (uitgehouwen steen). Aan de oostkant van het dorpje is een groot terrein waar je je huurauto kunt parkeren.
Weer iets verder naar het oosten ligt het grotere plaatsje Pals, waar je de middeleeuwse sferen kunt combineren met een bezoek aan het strand. Hoewel het geen badplaats is, ligt het dichtstbijzijnde strand op slechts drie kilometer van Pals. En het is nog een heel mooi langgerekt zandstrand ook! Net ten zuiden hiervan ligt Begur, een heel bijzonder stadje, dat met zijn kleurrijke herenhuizen een onmiskenbaar Caribische ambiance heeft. Veel inwoners emigreerden in de negentiende eeuw naar Cuba, vergaarden daar een fortuin, keerden terug naar Begur en bouwden er huizen. Enkele van de mooiste kleine stranden van de Costa Brava zijn hier te vinden: Aiguafreda en Sa Tuna.
Klein maar fijn. Dat is van toepassing op het historische stadje Hostalric, veertig kilometer ten zuidwesten van Girona. Als je komt aanrijden zie je al de eerste van acht robuuste torens als onderdeel van de middeleeuwse stadsmuur. Die muur is voor een deel inmiddels versmolten met de huizen erachter.
Hoog boven het stadje torent het kasteel dat eeuwenlang in gebruik was als militair fort. Na vele veldslagen was van het oude fort niet veel over, maar het werd in de achttiende eeuw herbouwd en uitgebreid. Behalve een mooi historisch bouwwerk biedt het veel uitleg over de geschiedenis met 3D-projecties, films, foto’s, wapens, huishoudelijke voorwerpen en kleding. Je hebt er een mooi uitzicht op het natuurgebied Montseny en de gelijknamige berg.
Het oude stadje Banyoles met een intiem Plaça Major is op zich al een bezoek waard, maar de grootste aantrekkingskracht is het natuurlijke meer waaraan het ligt. Dat meer wordt gevoed door ondergrondse bronnen en je kunt er heerlijk in zwemmen, al is dat op maar één plekje gratis, bij La Caseta de Fusta. Verder kun je er roeien en kanoën. Rond het meer zijn wandel‑ en fietsroutes uitgezet en op diverse plekken staan hutten om vogels te spotten. Iets verder weg kun je de Puig Clarà of de Puig de les Gitanes beklimmen.
Er zijn overblijfselen gevonden van mensen die zo’n zevenduizend jaar geleden de oevers van het meer bewoonden. In het Parc Neolític de la Draga zijn verschillende hutten gereconstrueerd en leer je meer over het dagelijks leven van mensen die in de nederzetting woonden, welke gereedschappen ze gebruikten, waar ze op jaagden, wat ze verbouwden en hoe ze hun huizen decoreerden. Omdat het park wordt gerund door vrijwilligers is het slechts zeer beperkt open en alleen toegankelijk na voorafgaande reservering. Op de agenda van Museus de Banyoles kun je zien op welke dagen een rondleiding staat gepland.
Besalú ligt op een kwartiertje rijden van Banyoles en is een mooi voorbeeld van architectuur in de Catalaanse middeleeuwen. Als je met je huurauto richting het stadje rijdt, moet je voordat je de rivier de Fluvià oversteekt even stoppen om te genieten van de pittoreske oude romaanse brug uit de twaalfde eeuw.
Het stadje zelf is vrij klein, maar leuk om doorheen te lopen met zijn smalle, geplaveide straten, trappetjes en historische gebouwen. Het gebouw van Cùria Real heeft een grote romaanse galerij met bogen. Vroeger werd er recht gesproken, tegenwoordig is het ingericht als restaurant. Verder zijn er verschillende, vrij sobere, maar wel karakteristieke kerken en kapelletjes. Zo heeft de kerk van het klooster Sant Pere de Besalú kale muren zonder opsmuk en strakke gewelfde plafonds en toch is de aanblik indrukwekkend.
Besalú ligt aan de rand van het natuurgebied Alta Garrotxa dat bestaat uit meer dan veertig uitgedoofde vulkaan. De laatste uitbarsting dateert alweer van elfduizend jaar geleden. Het is de best bewaarde vulkaanregio van het Iberisch schiereiland en er zijn diverse bewegwijzerde wandel‑ en fietsroutes naar de kraters en lavastromen. Het vochtige klimaat zorgt voor een grote diversiteit aan flora en fauna: de vulkaankegels in het landschap worden afgewisseld door diepe, beboste ravijnen en mistige valleien.
Rijd met je gehuurde auto van Besalú over de N-260 richting Olot en je komt langs Castellfollit de la Roca, dat spectaculair op een hoge klif ligt. Deze basaltklif van zo’n vijftig meter hoog is ontstaan door de stolling van lava en de daaropvolgende erosie door rivieren. Het middeleeuwse stadje is bekend om de toren van het kerkje dat op de uiterste punt van de klif is gebouwd. Voor de kerk is een uitkijkplatform met stenen bankjes.
Vanaf Olot loopt de GI-524 richting La Fageda d’en Jorda, een bos dat bijna uitsluitend bestaat uit grote beuken. Je kunt je huurauto achterlaten op een (betaald) parkeerterrein aan het begin van het uitgestrekte bos. Het bezoekerscentrum heeft informatie over de verschillende wandelroutes die meestal in een lus lopen.
In de Vall d’en Bas, ten zuidwesten van Olot, liggen verschillende pittoreske dorpjes, zoals Hostalets d’en Bas. Even ten zuiden van dat dorpje is een oude mijn, Mina dels Bandolers, zo genoemd omdat ‘bandieten’ zich er schuil hielden. En dat kun je je heel goed voorstellen als je door de bijna mystieke smalle doorgangen met hoge muren loopt. Vlakbij vind je een waterval van dertig meter hoog in de Gorga de l’Olla. Een andere mooie waterval is de Salto del Molí dels Murris bij het plaatsje Planes d’Hostoles.
Volg de N-260 verder naar het westen en je komt in de stad Ripoll, aan de samenvloeiing van twee rivieren, de Ter en de Freser. Ripoll ontstond in de negende eeuw rond het benedictijnenklooster Santa María. Het is een goed voorbeeld van romaanse architectuur, hoewel het door de eeuwen heen verschillende uitbreidingen heeft ondergaan. Het portiek met interessante gebeeldhouwde reliëfs stamt uit de twaalfde eeuw en de kloostergang is ook bijzonder, omdat die twee verdiepingen heeft.
Het Ethnografisch Museum is een van de beste in heel Spanje. Het laat zien hoe het leven was voor mensen in de Pyreneeën van de prehistorie tot nu. Je ziet er werktuigen en uitbeeldingen van het plattelandsleven en oude ambachten. Verder heeft het museum een indrukwekkende collectie pistolen, geweren en andere wapens. Ook staat er een maquette van het middeleeuwse Ripoll. Via interactieve displays kom je meer te weten over de geschiedenis van de stad en de rol van het klooster daarin.
Van Ripoll is het met een huurauto een kwartier rijden naar Ribes de Freser en dan nog tien kilometer naar Queralbs, een prachtig bergdorpje in de Pyreneeën. De schoonheid van het dorpje wordt nog versterkt door de schitterende, bosrijke omgeving. Vanuit Queralbs zijn er vele wandelroutes van verschillende moeilijkheidsgraden. Loop bijvoorbeeld naar de waterval Salt del Grill, een vrij gemakkelijke wandeling vanaf een parkeerplaats vlak voor de elektriciteitscentrale Daió. Parkeer niet bij de centrale zelf, want dat is verboden. Steek het bruggetje over de rivier de Freser over en sla rechtsaf. Na ongeveer dertig minuten klimmen ben je bij de plek waar het water langs een steile, gladde wand naar beneden stort. Je kunt nog verder lopen over een pad dat rondloopt.
Queralbs ligt aan het begin van de Vall de Núria, een vallei waar geen wegen doorheen lopen, maar wel een spoorlijn. Zet je gehuurde auto even aan de kant, want dit treinritje door de schilderachtige vallei van het riviertje de Núria vergeet je nooit meer! De eindhalte is in het plaatsje met dezelfde naam, dat in de winter een bescheiden skioord is. Je kunt deze route ook lopen, maar de Camí de Queralbs a Núria is behoorlijk inspannend. Wel een leuk alternatief als je niet twee keer het treintje wilt nemen.
Er is geen gebrek aan mooie stadjes en dorpjes in Catalonië en Castellar de n’Hug is ook weer zo’n juweeltje, al is het heel klein (er wonen slechts zo’n 150 mensen). Toch zijn er verschillende winkels en terrasjes en ontbreekt een kerkje in het centrum ook niet. Er zijn diverse punten met een mooi uitzicht op de Pyreneeën. Vanaf het parkeerterrein aan de rand van Castellar daalt er een stenen trap af naar de waterval Les Fonts del Llobregat. Dat wordt wel de oorsprong van de rivier de Llobregat genoemd, maar dat is een beetje vreemd, want het water ontspringt veel hoger in de bergen van de Pyreneeën.
Rijd met je huurauto over de kronkelige BV-4031 naar het zuidwesten en je komt uit bij een van de meest opvallende en unieke dingen om hier te bezoeken: een voormalige cementfabriek. Die fabriek is omgetoverd tot een boeiend museum met uitlegpanelen binnen en een route buiten langs de industriële ruïnes.
Het is vooral de fraaie omgeving die het ‘m doet, want even ten westen van Castellar ligt het indrukwekkende natuurpark Cadí-Moixeró. De bergen zijn grotendeels bedekt door prachtige dichte bossen met vaak eeuwenoude dennen, sparren en beuken. De grillige toppen van de iconische bergketens Cadí en Moixeró torenen majestueus uit boven die groene bomen. Het contrast tussen de ruige rotsformaties en het weelderige groen maakt dit uitzicht onvergetelijk. De opvallendste toppen zijn die van de gevorkte Pedraforca, een van de meest iconische bergen in Catalonië. De beklimming van deze toppen is een favoriete bergwandeling voor outdoorliefhebbers. Vanuit Saldes kun je in zeven uur naar de toppen wandelen, langs diepe kloven, berghutten en watervallen.
Bij enkele watervallen, ravijnen en rivierkloven in dit park kun je abseilen. Informatie over de mogelijkheden krijg je in het bezoekerscentrum in het dorp Bagà. Daar vind je ook uitgebreide informatie over uitkijkpunten, recreatiegebieden, parkeerplaatsen, picknickplekken, autoroutes en bewegwijzerde wandelpaden.
Aan de westkant van het natuurpark ligt het plaatsje La Seu d’Urgell. Het stadje heeft een kathedraal die volledig romaans is en daarmee uniek, want nergens anders in Spanje staat een kathedraal die helemaal in romaanse stijl is gebouwd. De kerk stamt uit de twaalfde eeuw en de stenen voor de bouw werd via de rivier de Segre aangevoerd vanuit de Pyreneeën. Aan de overkant van de rivier de Valira zie je hoog op een heuvel restanten van een kasteel dat werd gebouwd als verdediging tegen voortdurende Franse invallen. Een deel van het oude kasteelcomplex is nu in gebruik als hotel.
Behalve de kathedraal is er nog een andere reden La Seu d’Urgell te bezoeken: het is de toegangspoort tot Andorra. De grens van het dwergstaatje en belastingparadijs ligt slechts tien kilometer naar het noorden en vanaf die grens is het nog eens tien kilometer naar de hoofdstad. Wil je met je gehuurde auto naar Andorra? De meeste autoverhuurders doen daar niet moeilijk over, maar je moet bij het reserveren van de huurauto wel even melden dat je de grens overgaat.
’t Is een hele mond vol, maar dan heb je ook wat. In dit nationale park dat wij kortweg Aigüestortes noemen, draait alles om het smeltwater uit de Pyreneeën. Rivieren, beken en meer dan tweehonderd meertjes, afgewisseld door valleien, alpenweiden en dichte bossen tegen een achtergrond van ruige bergpieken. Wist je dat aigüestortes het Catalaanse woord is voor kronkelend water? Dat water zorgt voor diepe kloven, zoals de Valle del Río San Nicolás. Vanaf de noordoever van het grootste meer, Sant Maurici, heb je een spectaculair panoramisch uitzicht op de tweelingbergtop Los Encantados aan de overkant. Verder zie je er majestueuze vogels, zoals steenarenden en lammergieren. Op het land zul je vaak een gems over de rotsen zien klauteren.
In het nationale park mogen geen auto’s rijden, behalve taxibusjes. Er zijn twee toegangswegen naar het park. Aan de oostkant is dat het dorpje Espot. In de zomer kun je naar het parkeerterrein rijden bij de ingang van het park, Aparcament de Prat Pierró. Vanaf hier loop je in een uur naar het meer van Sant Maurici. Van 1 december tot Pasen is het niet mogelijk naar de parkeerplaats te rijden. Je moet je huurauto dan achterlaten in Espot. Aan de oostkant is het dorpje Boí de toegangspoort of liever gezegd de parkeerplaats Palanca de la Molina. Als die vol is moet je iets verder weg parkeren, langs de L-500.
Als alternatief voor het park kun je de schitterende, bochtige L-500 verder volgen en eindigen bij de stuwdam Cavallers. Via de Ruta de la Marmota (marmottenpad) kun je bovenop die dam komen en heb je een geweldig uitzicht op het stuwmeer aan de ene kant en de Vall de Boí aan de andere kant.
De Vall de Boí staat bekend om de vele romaanse kerkjes, sommige met eeuwenoude muurschilderingen. Deze negen kerken staan op de Werelderfgoedlijst van UNESCO en worden omringd door een spectaculair landschap. Als je de kerken op eigen gelegenheid wilt bezoeken, moet je van tevoren online tickets kopen, waarbij je verschillende kerkjes kunt combineren. Voor uitgebreide uitleg over de architectuur en de geschiedenis kun je beter een rondleiding boeken, maar je moet dan wel de Spaanse (of Catalaanse) taal machtig zijn.
Als je van Boí via de C-13 naar het zuiden rijdt, kom je langs verschillende stuwmeren in de rivier Noguera Pallaresa. Waar die rivier samenkomt met de Segre ligt een nationaal park met alweer zo’n lange naam die wij opnieuw maar afkorten tot Aiguabarreig. Dat betekent overigens letterlijk ‘water mengen’, maar in dit geval ‘waar twee rivieren samenvloeien’.
Even voorbij de stuwdam Camarasa kun je de huurauto parkeren bij de Pont del Pastor. Vanaf dit punt starten diverse wandelroutes, onder meer over metalen loopbruggen die aan de rotswanden hangen en een hangbrug over de rivier de Segre. Die loopbruggen hebben open roosters, waardoor die wat minder geschikt zijn voor mensen met hoogtevrees. Vanaf het Mirador de la Penalta heb je een fantastisch uitzicht over twee diepe kloven. Als je van een beetje klimmen en klauteren houdt, is de tocht naar de Cova del Tabac een aanrader. Het laatste stuk naar deze enorme grot moet je namelijk klimmen, waarbij je je vasthoudt aan kettingen. Neem een zaklamp mee om de grottekeningen te kunnen zien.
Als je van straatkunst houdt moet je even een tussenstop maken in het plaatsje Penelles. Dat is namelijk bezaaid met muurschilderingen, de ene nog leuker dan de andere. Zelfs het interieur van de kerk is in bonte kleuren geschilderd. De beschilderde muren in Penelles zijn te danken aan het jaarlijkse Gargar Festival, dat wordt gehouden in het eerste weekend van mei.
Rijdend naar Cardona zie je al van verre het kasteel van dit stadje hoog bovenop een heuvel liggen. Het is een perfect bewaard gebleven kasteel en het is dan ook niet vreemd dat een deel in gebruik is als parador (luxueus hotel). Buiten dat hotel blijft er genoeg over om te bezichtigen. Sommige delen van dit imposante kasteel zijn meer dan duizend jaar oud.
Vlak bij de stad ligt een grote heuvel van steenzout, de Muntanya de Sal. Zout uit deze 120 meter hoge heuvel werd al in de Romeinse tijd gewonnen. Tegenwoordig kun je deze mijn bezoeken, waarbij je ruim tachtig meter onder de grond afdaalt. Je zult versteld staan over de verbluffende formaties van zoutkristallen. De muren glinsteren met witte, roze en roodachtige tinten en er zijn overal stalactieten en stalagmieten van zout. Boek je rondleiding van tevoren online, want er wordt slechts een beperkt aantal mensen toegelaten.
Hebben we de allermooiste route voor het laatst bewaard? Dat oordeel laten we aan jou over. In ieder geval is dit een bestemming die je ook op een dagtrip vanuit Girona kunt ondernemen. Als je vanuit Cardona komt, rijd je via het prachtige Vic (lees daar in deze blog meer over) en de C-25 naar de afslag richting Sant Hilari Sacalm. Het eerste stukje naar dat plaatsje is al prachtig, maar daarna wordt het nog mooier als je over de GI-542 richting Osor rijdt. De weg kronkelt door de bergen van Les Guilleries die vroeger berucht waren vanwege bandieten en struikrovers. Die tijden zijn allang voorbij. Tegenwoordig geniet je van de reis door dit prachtige gebergte.
Zo’n vier kilometer ten noorden van Sant Hilari Sacalm loopt de weg pal langs het voormalige kuuroord Font Picant. Het was in de vorige eeuw een van de beroemdste kuuroorden in Spanje, vanwege de heilzame werking van het mineraalwater uit de bronnen. Dat water kun je nog steeds tappen tijdens een bezoek.
Vlak voor Osor rijd je langs Els Ninxols (de nissen) die werden gebouwd om vallende rotsen en aardverschuivingen te voorkomen. Onbedoeld zijn ze tegenwoordig een pittoreske attractie. Osor zelf is een mooi, historisch stadje. Er is een route langs de zestien mooiste plekjes met uitlegbordjes. Wel zijn die in het Catalaans en Google Lens is dan een uitkomst.
De luchthaven van Girona is ook een perfecte toegangspoort voor de skigebieden in de Pyreneeën. De skioorden La Molina en Masella zijn alleen leuk voor beginnende skiërs. Meer ervaren skiërs zullen het hele gebied in een halve dag gezien hebben. Bovendien kunnen de sneeuwcondities erg wisselend zijn. Dat geldt ook voor Vallter 2000 en Port del Compte. Andorra heeft meer dan 150 kilometer aan skipistes en de sneeuw is er over het algemeen beter. Als je op het vliegveld van Girona een auto huurt, rijd je er in ongeveer drie uur naartoe. Verder weg ligt Baquèira, dat de beste sneeuw heeft en een fijn skigebied is voor ervaren skiërs. Het is er wel relatief prijzig. Tot slot zijn er de skigebieden net over de grens in Frankrijk: Font Romeu en Les Angles. Ongeveer drie uur rijden en veel goedkoper dan de resorts in Spanje of Andorra! Als je van Spanje naar Frankrijk of Andorra gaat, moet je bij het reserveren van je huurauto melden dat je naar een ander land reist.
Welke verzekeringen kies ik, hoe zit het met borg? Lees onze artikelen met handige informatie en tips. Zo kies je de juiste huurauto.